Interview Nellie Sophia Benner

Naam: Nellie Sophia Benner
Functie: Presentatrice en filmmaker
Verlies: verloor haar moeder

Vertellen over de dood van haar moeder vond presentatrice en filmmaker Nellie Benner (34) niet moeilijk. Er opnieuw over beginnen wel. Evenals benoemen wat rouwen met haar deed. Niet voor niets was de werktitel van haar documentaire een tijd lang: heb je háár weer met die dode moeder.

In november 2020 werd Nellie Benners documentaire Ik rouw van jou uitgezonden door de NPO. Dat was vijf jaar nadat haar moeder aan kanker overleed. In de documentaire vertelt ze over haar zoektocht: hoe overleef je zo’n groot verlies? Hoe laat je een groot verlies onderdeel zijn van je dagelijks leven, van je werk?

Benner vertelt in de documentaire dat ze zich vooral in het begin heel erg alleen en onbegrepen voelde. Ze benoemt de tegenstrijdigheid van het rouwproces: het gevecht tussen de liefde die je voelt voor iemand en het zoeken naar berusting dat je die liefde niet meer aan die persoon kunt geven. ‘En ondertussen wil je als rouwende ook eigenlijk zo snel mogelijk de draad van het gewone leven weer oppakken en weer werken. Dat alles weer goed is.’

Hoe was het voor jou om weer aan het werk te gaan na de dood van je moeder?

‘Weer aan het werk gaan was vooral heel prettig. Het was afleiding. Bovendien nam mijn werk vrij snel na mijn moeders dood een wending die zonder haar overlijden niet had plaatsgevonden. Ik werd gevraagd om te auditeren voor het programma Drugslab en dacht: ik doe het gewoon. Vóór haar dood had ik dat niet gedurfd, denk ik. Maar ik vond het heel fijn om wat nieuws te gaan doen, mensen om me heen te hebben, en iets te doen wat precies niets met mijn moeder te maken had.’

Hoe belangrijk was werk voor jou toen je vol in de rouw was?

‘Belangrijk! Ik had mijn werk en het contact met collega’s echt nodig. Werk kan heel helend zijn als je rouwt. Het heeft heel fijne kanten dat op de werkvloer niemand je moeder kent en dus ook niemand verdriet om haar heeft. Als je er dan over praat, gaat het even helemaal alleen over jou. Je hoeft geen rekening te houden met het verdriet van de ander, zoals bij familieleden en vrienden.’

‘In het werk dat ik doe kan ik mijn energie en mijn creativiteit kwijt. Het was ook een plek waar ik mijn verdriet kon benoemen. Er is geen oplossing voor verdriet of gemis, maar het is zó helpend als benoemd wordt hoe het met je gaat. Wat er moeilijk is.’

Nellie geeft als voorbeeld haar eerste moederloze moederdag. ‘Collega’s zeiden die dag dat ik niet mocht autorijden en rustig aan moest doen met het werk voor het Drugslab. Ik had daar zelf niet zo heel erg aan gedacht, maar ik vond het zó prettig dat ze het benoemden. Dat er speciale aandacht voor mij was die dag.’

Is je kijk op je werk veranderd sinds de dood van je moeder?

‘Ja. Soms als ik heel zenuwachtig ben voor een opname, kan ik mezelf herpakken door mezelf toe te spreken: Nel, even terug naar wat echt belangrijk is. Wat kan er misgaan? Het ergste is al gebeurd. Dat relativeert onmiddellijk.’ Ze denkt even na en vervolgt dan, zorgvuldig haar woorden kiezend: ‘Ik ben sinds de dood van mijn moeder menselijker geworden. Zachter voor mezelf. Heb minder last van faalangst. Als de dood zo dichtbij is geweest, valt veel onzin weg. Verdwenen zijn gedachtes als ‘Wat zullen ze wel niet van me vinden?’ Evenals een hoop andere onzinzorgen. Dat is ook heel prettig op de werkvloer. Ik kan niet zeggen dat ik beter ben geworden in mijn werk. Wel minder angstig en dat brengt me verder. Mijn grootste angst is werkelijkheid geworden en die heb ik overleefd.’

Tip van Nellie: Het klinkt onbenullig maar ik heb zelf echt veel gehad aan kaartjes en appjes van collega’s of vrienden. Dat ze woorden gaven aan mijn gemis. Ik schrijf nu zelf vaak de datum waarop een geliefde van een collega of vriend is gestorven in mijn agenda. Zodat ik ze een kaartje of een appje kan sturen op zo’n speciale datum. Juist nu we op afstand van elkaar leven en veel mensen meer in eenzaamheid rouwen, kunnen woorden een aandacht van omstanders zo belangrijk zijn.
Nellie Sophia Benner - presentatrice en filmmaker

Hoe belangrijk was het voor jou om over het verlies van je moeder te kunnen praten?

‘Echt heel belangrijk. Juist op het werk vond ik het belangrijk om te kunnen benoemen wat mij zo in beslag nam. Soms was vijf minuten al genoeg. Maar ik vond het tegelijk ook heel moeilijk om er weer over te beginnen. Een half jaar na mijn moeders dood vond ik het bijvoorbeeld zó zwaar. Ik miste haar zó erg. Maar ik schaamde me ook dat het niet zo goed met me ging. Ik was bang dat als ik dat zou vertellen, mensen zouden denken: heb je haar weer met die dode moeder. Dat ze het raar vonden als ik er wéér over begon. Of dat ze me zat waren. Ik vond het echt moeilijk om te benoemen dat ik het zo moeilijk had met haar dood. Dat het met mij niet goed ging. Maar als ik het toch deed, pakte het nooit fout uit.’

Hoe heb je de schroom overwonnen om opnieuw te praten over wat het gemis met je deed te benoemen?

‘Eigenlijk heb ik die schroom nu pas, vijf jaar na haar dood, echt overwonnen. De vele reacties van jongeren op mijn documentaire Ik rouw van jou hebben me daarbij erg geholpen. Zoveel jongeren herkenden zich in mijn zoektocht. Ze hadden wat aan mijn woorden, aan mijn emoties. Toen was het voor mij heel duidelijk dat het erg belangrijk is om het over rouwen te hebben. Om er met elkaar over te blijven praten.’

Is praten over wat rouwen juist voor jongeren moeilijk?

‘Ja, ik denk het wel. De druk om goed te presteren is zò groot, juist onder twintigers en dertigers. Het draait zo erg om het perfecte leven hebben, er goed uitzien, gezond eten, leuk werken. Dat komt ook door social media. Look at me. Kijk eens hoe goed het met me gaat. Living the dream. Dat matcht natuurlijk niet fijn met een dode moeder. Verdriet delen, zeggen dat het niet goed met je gaat, is wel een beetje een taboe. Helemaal voor mannen.’

Hoe ging jij om met die schroom om je verdriet te benoemen?

‘Ik doe vaak eerst iets en denk dan pas na. Dat pakt vaak niet goed uit, maar bij rouwen juist wel. Ik begon steeds meer te delen. Over het gemis, hoe ik mij voelde, mijn emoties. Dat is heel belangrijk geweest. Het bleek ook nooit fout uit te pakken en het deed mij erg goed om het erover te hebben. En doordat ik meer deelde, vroegen collega’s er ook regelmatig naar. Dat was fijn. Je begrijpt elkaar beter als je benoemt wat er met je aan de hand is. Helemaal vol zitten en er niet over praten, dat werkt niet.’