Als ik rondloop, tref ik een meisje huilend op de tribune. Haar ouders staan er wat verloren bij. Ik ga even naast haar zitten en vraag waar haar tranen vandaan komen. Ze kan niet naar de school waar ze heen wil, want het advies van haar basisschool geeft aan dat gymnasium niet passend zou zijn. En ze wil zo graag Grieks leren. Waarom ze dat wil, weet ze niet maar ze had zich daar zó op verheugd. Het meisje lijkt ontroostbaar. Ik geef de ouders het advies om even uit de hectiek van de sporthal te stappen en op een later moment scholen te bezoeken die aansluiten bij het basisschooladvies.
De mogelijkheid om zelf een school te kunnen kiezen, is een groot goed binnen ons onderwijsbestel. Tijdens dit evenement in de sporthal zijn er strikte regels: de vlaggen niet te groot, geen goodies, geen hippe tasjes, geen balpennen. Het doel is duidelijk: het moet geen marketingspektakel worden. Een goed streven, al is het de vraag of dit ons lukt. Iedere school is immers financieel afhankelijk van het aantal leerlingen.
Omdat leerlingen in toenemende mate zelf hun school kiezen en niet hun ouders, richten alle voorlichtingsactiviteiten zich op hen. Mijn kapster vertelde dat ze met haar kind van drie naar de open dag van de basisschool gaat om te kijken of haar dochter zich daar goed bij voelt. Drie jaar of elf… kan je dan een keuze maken voor een goede school? Het leidt tot voorlichtingsactiviteiten waarin we scholen presenteren met de nadruk op ‘leuk’. Leuke docenten, leuke lessen en veel leuke buitenschoolse activiteiten. Ik gun iedere leerling natuurlijk een geweldige en onvergetelijke tijd op onze school. Maar gaat het daarover in het onderwijs? Is de bedoeling van goed onderwijs, dat het leuk is?