Ik weet nog goed dat ik het begrip ‘empathie’ voor het eerst bewust hoorde. Hoewel ik de aanleiding niet precies voor de geest kan halen, weet ik nog bijna letterlijk wat er gezegd werd. We hadden het over een situatie op school en hoe we ermee zouden moeten omgaan. En ik gaf mijn inzicht, waarbij ik, zoals ik mezelf ken, het probleem niet zag en iets gezegd zal hebben als ‘gewoon bespreekbaar maken’. Daarna werd mijn herinnering gevormd. Mijn collega-directeur riep geïrriteerd: "Jij hebt geen empathie!"
En ik zei, onnozel als ik was: "Wat is dat, empathie?"
"Dat bedoel ik nou", riep ze en liep gefrustreerd weg.
Thuis heb ik de dikke Van Dale erbij gepakt, omdat ik het echt niet wist. En in die tijd had ik nog geen smartphone, waarmee ik het kon opzoeken. Van Dale zegt: empathie’ Het zich (kunnen) invoelen of verplaatsen in anderen om hun houding en reacties te begrijpen.
Vooral wat er tussen haakjes staat, vind ik interessant. Daar zit misschien de basis voor Paul Bloom, de schrijver van het boek ‘tegen empathie’. Hij ziet empathie als een probleem en niet als oplossing. In zijn proloog lees ik dat empathie tonen goede kanten heeft. En dat is precies waar wij in onze intervisie ook op uitkwamen. Er is verschil in empathie hebben en empathie tonen.