Communiceren moet je leren

Als er binnen een organisatie problemen ontstaan, komt negen van de tien keer het woord ‘communicatie’ om de hoek kijken. Communiceren moet je dus leren. De basisschool besteedt niet voor niets een groot deel van de tijd aan taalonderwijs. De doorstroomtoets meet slechts een klein deel van het schriftelijk taalgebruik; taalverzorging. Dat is ook belangrijk voor de communicatie. Zo herinner ik me een beginnend conflict met een collega, waarbij ik per mail mijn excuses aanbood. Het werd me echter enorm kwalijk genomen dat ik sorry met ‘ie’ schreef.

Geschreven tekst is sowieso lastig voor communicatie. Regelmatig geef ik gastlessen en verzorg ik interne scholingen. In zo’n scholing gebruik ik weleens het zinnetje ‘dat boek over de Tweede Wereldoorlog heb ik gelezen’. Die zin kun je op acht manieren lezen, door de klemtoon te veranderen. Door iedere keer de nadruk op een ander woord uit de zin te leggen, verandert de betekenis. Een collega van de Inspectieraad leerde me, dat zelfs een komma van levensbelang kan zijn. In het zinnetje ‘Stop niet schieten’, maakt het een levensgroot verschil of de komma na ‘stop’ of na ‘niet’ staat.

Op een congres van de IGJ (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd), waar ik een kleine gastrol had tijdens een afsluitende talkshow, werd ik opnieuw herinnerd aan het belang van mondeling taalgebruik. Bij een workshop in aanloop naar de talkshow hoorde ik waarom zorgprofessionals goed moeten nadenken over wat ze zeggen tegen mantelzorgers, wanneer de zorg overgenomen wordt. Een verkeerd woord kan de relatie meteen verstoren, met alle gevolgen van dien. Tijdens de talkshow probeerde ik een relatie te leggen tussen zorg en onderwijs. Mijn woorden heb ik met zorg gekozen.

"In het zinnetje ‘stop niet schieten’ maakt het een levensgroot verschil of de komma na ‘stop’ of na ‘niet’ staat"

Inspecteur M@rk

Tijdens mijn inspectiebezoeken probeer ik ook altijd een relatie op te bouwen met de mensen die op de school werken. Dan kun je zacht zijn op de relatie en, indien nodig, hard op de boodschap. De boodschap landt daardoor beter. Maar soms is het op eieren lopen. Niet iedereen heeft hetzelfde gevoel voor humor. En aangezien ik het niet kan laten om tussendoor grapjes te maken, pakt het ook wel eens verkeerd uit. Tachtig procent van het communicatie is non-verbaal, ook daarvan probeer ik me bewust te zijn. Daarom voer ik ook liever fysiek gesprekken, dan online.

Wanneer ik op een school de basisvaardigheden onderzoek, vraag ik altijd naar de leerlijn mondelinge taalvaardigheid. Ik weet nog uit mijn eigen tijd, toen ik als meester Mark lesgaf, dat dit soort lesjes er vaak bij inschoten. En dat we voor spreekbeurten en presentaties geen duidelijke leerlijn hadden. Bij de beoordelingen liepen vaak inhoud en mondelinge taalvaardigheid door elkaar. Tijdens de personeelsvergaderingen waar de spreekbeurten en werkstukken aan de orde kwamen, heb ik het nooit over leerlijnen gehad. Laat staan dat we het over bijpassende didactische vaardigheden hadden.

In een van de scholingen aan nieuwe inspecteurs gebruik ik de tegeltjeswijsheid ‘observeren moet je leren’. Eigenlijk moet ik ook het Delfsblauwe tegeltje maken met ‘communiceren moet je leren’. Het is een van de vaardigheden die een inspecteur moet hebben. En het helpt als de basis al aanwezig is. Je hebt als mens je leven lang schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid nodig. Het is dan wel fijn als je geleerd wordt hoe je dat goed doet.